Iedere dag haal ik een dubbele espresso bij een café om de hoek van mijn school. Dat uurtje dat zich ergens vaag in de middag afspeelt, is het enige wat je met de beste bedoelingen een routine kan noemen. Als student zijnde is mijn dagelijkse schema alles behalve routinematig.

Ongeveer twee weken geleden zag ik een jongen van mijn leeftijd moeilijk een krant in staren in de hoek van het café. Hij had donker haar met lichte ogen en een teint die ik niet exact kan plaatsen. Ik ging aan het vrije tafeltje naast hem zitten toen hij mij aansprak.

“Pardon me, could you tell me what this sentence means?”

We raakten aan de praat en de jongen wist mij te vertellen dat hij de Nederlandse taal probeert te leren, maar dat het erg moeizaam gaat. Hij komt uit Aleppo en is via Turkije en Griekenland met veel moeite in Europa terecht gekomen. Zijn Engels was van een goed niveau en we kunnen makkelijk communiceren. Ik zag hem in de weken daarop met enige regelmaat in het café en iedere keer praat ik kort met hem.

Zo ook op de zaterdag 14 november 2015. Hij zit aan een tafel met een krant in zijn hand. Ik bestel dit keer een cappuccino extra en neem plaats aan zijn tafel. Hij bedankt mij voor mijn gebaar en legt zijn krantje opzij. De voorpagina wordt gesierd door een nachtelijke foto van Parijs. Ik vraag hem of hij het nieuws heeft gehoord. “Welk nieuws?”, vraagt hij. Hij maakt toch zeker een grapje? dacht ik. “De aanslagen in Parijs.” “Ja, ik had het inderdaad gezien.” Hij zei het op dezelfde toon waarop je mededeelt dat je de uitslag van de wedstrijd afgelopen weekend inderdaad hebt gehoord. Zijn onverschilligheid stuit mij tegen het borst.

“Je ziet er niet echt aangedaan uit. Ik had verwacht dat dit nieuws juist jou zou interesseren.” Hij kijkt me aan met een doordringende blik.

“Het is vreselijk wat er in Parijs is gebeurt. Niemand die is overleden had ooit aangevallen moeten worden. Zij waren onschuldig in dit alles, maar dit is niks nieuws voor mij. Er zijn in mijn land sinds de burgeroorlog al honderdduizenden mensen dood gegaan. In Irak zijn er sinds de inval zelfs het dubbele aantal overleden. De beulen die in Parijs actief waren, maken nu de dienst uit in Syrië en hun tegenstand is dag en nacht bezig met bombardementen. Wat er is gebeurt interesseert mij natuurlijk wel, maar het verrast mij niet. Ik wist namelijk allang tot wat deze mensen in staat zijn. Ik leef mee met de mensen slachtoffers in Parijs, omdat ik mij niet hoef voor te stellen hoe zij zich voelen, ik kan het mij herinneren.”

Ik speel met mijn kopje en staar naar de koffie. Mijn ogen wenden zich opzettelijk af van zijn gezicht. Als een kind die weet dat zijn ouder gelijk had tijdens een preek blijf ik stil. De jongen en ik ervaren allebei een doodse stilte.

Yellah, deel a mattie
Semir Dahha
Geboren en getogen Rotterdammer van Turkse en Syrische komaf. Zijn grootste passie is mensen in al hun verscheidenheid. Hij studeert Trade Management gericht op Azië in Rotterdam en bekleedt een bestuursfunctie bij R.I.S.A., een studentenvereniging die zich richt op internationale studenten (stiekem ook niet-internationals). Blijft eindeloos geboeid en gevuld met bewondering door de menselijke worsteling om het goede in zichzelf en elkaar te vinden. Met zijn woorden probeert hij een steentje bij te dragen.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in