Pas als er geen geluid uit onze mond komt, beseffen we wat het waard is om te kunnen praten. Pas als die ene persoon waar je om geeft, overlijdt aan kanker besef je wat dat woord, dat een plakkend kauwgumpje in je mond is geworden, daadwerkelijk betekend. Pas als je geen cent op zak hebt besef je wat zorgen zijn. Pas toen hij blind over straat stak tussen de racende auto’s zag ik de waarde van mijn ogen in.

Ze viel van de trap, gewoon van de trap. Alleen ze had pech. Ze moest het accepteren dat ze de rest van haar leven verlamd moest doorbrengen. Starend naar het plafond, haar nek bewegen geen optie. Accepteer het maar, probeer het je even voor te stellen. Of probeer even voor een uur je rechterarm vast te binden, te leven met 1 arm. Hoe het voelt zal je nooit ontdekken, want zodra je het zat bent zal je je vastgebonden arm los maken. Echter duizenden anderen kunnen dit niet. Die leven op de pijnlijke herinneringen, de momenten waar alle mooie dingen vanzelfsprekend waren. De momenten waar je nergens stil bij stond.

We denken vaak dat dingen iedereen kunnen overkomen behalve onszelf, naïviteit zou je het kunnen noemen. Of misschien eerder een zelfbeschermingsmechanisme tegen suïcide pogingen. Want als wij zouden beseffen wat ons allemaal zou kunnen overkomen, zouden we onszelf isoleren en zelfs thuis geen veiligheid ervaren. Met niemand omgaan om niet gehecht te raken aan iets dat elk moment weg kan zijn ‘een mens’. Een mens van vlees en bloed, botten die hem doen bewegen. Een hart dat misschien de volgende minuut voor het laatst zal kloppen. Pijnlijke gedachte dat niks zeker is, dat alles kan. Je kan beroofd worden, verkracht of verongelukt raken. Niet alleen jij, ook je vrienden, familie en kennissen.

Ik stond op een zonnige ochtend op de tram te wachten toen ik hem zag. Hij was blind, ik schat hem achter in de zestig. Waarschijnlijk hadden de donkere dagen die allemaal op elkaar leken zijn jonge ziel verouderd. Hij stak over terwijl het stoplicht op rood stond. Iedereen zag het, bleef kijken of keek weg, dat doet er ook niet toe. Mijn hart klopte sneller en mijn hersenen werkten op volle toeren. In mijn gedachte rende ik naar hem toe voordat hij werd aangereden. Mijn hersenen gaven impulsen door, maar mijn benen werkten niet mee. Mijn lichaam bewoog niet. Alleen mijn ogen werden steeds groter, en mijn hart klopte steeds sneller. En dan moet je je bedenken dat dit allemaal seconden waren.

Reageerde ik maar net zo snel als de kleine schattige Aziatische vrouw die naar hem toe rende en naar de halte begeleidde. Ik zou graag snel kunnen handelen in plaats van in shock zijn. Nog nooit was ik zo blij dat een onbekende bestond, het lot haar naast mij had geplaatst en ons allebei op dat moment, die ochtend, tegenover hem. Met haar gebrekkige Nederlands probeerde ze te vragen waar hij heen moest. Ze keek naar de tram die ze waarschijnlijk moest nemen.’Ga maar’, zei ik.

De auto’s en scooters reden door. Iedereen ging naar zijn bestemming in deze individualistische cultuur waar ‘Ik’ het meestvoorkomende woord is. Ik heb niks tegen een individualistische cultuur, het heeft zijn voordelen, maar als ik een blinde man zie oversteken en het verkeer gewoon doorgaat verlang ik naar de collectivistische cultuur waar mijn ouders zijn opgegroeid. Verdriet mengde zich met angst, een krachtige combinatie die tot uiting wilde komen. Ik was boos, woedend op deze maatschappij. Nederland die zich een verzorgingsstaat noemt.Blind om in te zien dat het niet gaat om een vergoeding of een speciale regeling maar om menselijkheid, gevoel en emoties. Elkaar niet helpen omdat het hoort of moet, maar omdat wij mensen zijn. Waar waren zijn familieleden, kennissen, buren of voorbijgangers die het verdienen om mens te zijn?

We staken samen over, ‘mag ik mijn arm om je schouder slaan’, zei de man wie het niet was gegund om de op dat moment, in mijn ogen, lelijke wereld te zien.’Ja natuurlijk’ zei ik, opgelucht was ik dat hij mij niet kon zien. Dat hij misschien voelde dat ik tegen mij tranen vocht, maar ze in ieder geval niet zag. Ik wil niet dat hij denkt dat ik hem zielig vind. Hij is sterk, hij leeft nog en loopt over straat. Hij leeft met het gevoel dat ik probeerde te ervaren door in bed te liggen met mijn ogen gesloten en rustgevende muziek op de achtergrond om de saaiheid te minimaliseren. Ik ben dankbaar dat ik ogen heb die kunnen zien hoe de wereld eruit ziet, hoe mooi of lelijk het soms ook is.

Mijn geheugen was dus even weggevlucht en mijn navigatie deed vreemd.’Breng me maar naar een winkel dan vraag ik de weg, jij hebt je tram gemist en mist er zo nog één’, zei de lieve man. Ik liep samen met hem, zijn hand op mijn schouder, tranen prikkend in mijn ooghoeken naar de dichtstbijzijnde winkel.’Ga maar’, zei hij. Mijn hart wilde blijven. Mijn verstand zat in de tram. Ik liet hem gaan en ging weg.

De traan die over mijn wang rolde, terwijl ik wegreed, bevestigde dat ik naar mijn hart had moeten luisteren, het liefst waren mijn ogen voor altijd zijn gids.

Yellah, deel a mattie
Columniste Fatma Geneidi
Een spontane,ambitieuze, gezellige Amsterdamse Psychologie studerende,allochtoonse Nederlandse, 19-jarige, – van acteren-houdende, zeer overtuigende shopahollic met Egyptische roots en een unieke gevoel voor fashion. Een emotionele,extraverte,openhartige,geestige van uitdagingen- en kletsen- houdende, doorzettende, denkster met een grote liefde voor schrijven,schoenen, pizza en rustgevende muziek .Een grote angst voor spinnen, uien en honden. Met een hekel aan mensen die liegen,niet reageren,kortaf reageren of niet nadenken.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in